Hij slaagt erin, een beeldencollectie bijeen te brengen die een volwaardige tegenhanger is van de schilderijencollectie van Helene Kröller-Müller en bezorgt daarmee het museum ook een uniek ‘profiel’. Zeker destijds zijn er weinig grote musea met een nadruk op sculptuur.
Hammachers grote droom is de verwezenlijking van een beeldentuin. In 1961 is het zover: onder grote internationale belangstelling wordt de tuin geopend. Het concept, een labyrintachtige tuin, waarin de natuur en de beeldhouwkunst als gelijkwaardig worden opgevat, is destijds volkomen nieuw en revolutionair. Vanaf dit moment is het Kröller-Müller een van de belangrijkste internationale musea voor moderne sculptuur.
De beeldentuin is Hammachers bekendste wapenfeit, maar hij verwerft ook veel beelden voor ‘binnen’, vaak in nauwe wisselwerking met de beelden in de tuin. Met een groot aantal van deze beelden laat Het begin van een nieuwe wereld een rijkgeschakeerd beeld zien van de moderne beeldhouwkunst.
De voorlopige kosten voor de tentoonstelling worden geraamd op € 260.000. Het Helene Kröller-Müller Fonds draagt € 60.000 bij.