Lange Voorhout, museumhuis Helene Kröller-Müller'Museum Kröller’ in Den Haag

Vanaf begin 1913 stelde Helene Kröller-Müller haar kunstverzameling al tentoon aan de Lange Voorhout in Den Haag. De collectie kon op afspraak worden bezichtigd. Als locatie voor haar gedroomde ‘museumhuis’ wordt aanvankelijk gekozen voor landgoed Ellenwoude in Wassenaar bij Den Haag, dat Helene en haar echtgenoot Anton Kröller in 1911 kopen. De Kröllers werken met architecten Peter Behrens en Ludwig Mies (die zich later Mies van der Rohe laat noemen), maar uiteindelijk kiest Helene op advies van H.P. Bremmer voor Berlage.

Lees meer over Helenes 'museumhuis' in Den Haag en Museum Kröller

Ontwerp voor het museum op de Veluwe, van BerlageBerlage en Van de Velde op de Veluwe

Helene besluit ze dat ze haar museum toch liever op de Veluwe wil laten bouwen, te midden van de natuur. Het moet groots worden en in 1918 presenteert Berlage zijn schetsen voor een gigantisch gebouw met woon- en tentoonstellingsruimtes. De verhouding tussen Helene en Berlage verloopt echter van beide kanten steeds stroever en het ontwerp gaat van tafel. De Belgische architect Henry van de Velde, ontwerper van Museum Folkwang en docent aan de voorloper van het Bauhaus, wordt Berlages opvolger. Zijn in het najaar van 1920 gepresenteerde plannen, ook voor een reusachtig museum, worden zeer enthousiast ontvangen en in 1921 al wordt gestart met de bouw. Al na een half jaar echter komt Müller & Co in zwaar weer en wordt de bouw stopgezet.

Meer info over de plannen van Berlage en Van de Velde

Ontwerp voor het museum op de Veluwe, Van de VeldeHet ‘overgangsmuseum’ van Henry Van de Velde

Om de enorme kunstcollectie veilig te stellen, wordt deze in 1928 ondergebracht in een stichting en vervolgens in 1935 geschonken aan de Nederlandse Staat. Aan Henry van de Velde wordt gevraagd een veel bescheidener museum te ontwerpen. Dit opent in 1938 zijn deuren onder grote nationale en internationale aandacht, vanwege de prachtige collectie, het elegante gebouw en de ongeëvenaarde locatie. Helene, die nog altijd droomt van haar ‘grote museum’, blijft hardnekkig spreken van het ‘overgangsmuseum’. Toch is het nieuwe museum zoals ze zich dit wenste: met kleine, intieme ruimtes en zacht bovenlicht, een ‘museumhuis’ zoals ze het ook wel noemt, waar bezoekers dicht bij de kunst kunnen komen. Het gebouw is opgetrokken uit metselwerk en vrijwel geheel gesloten, om zoveel mogelijk ruimte te hebben voor de vele schilderijen.

Lees meer over het overgangsmuseum van Van de Velde

Het overgangsmuseum, Van de VeldeUitbreiding met een beeldenzaal

beeldenzaal, Van de VeldeNa haar dood in 1939 en na afloop van de Tweede Wereldoorlog wordt Bram Hammacher de nieuwe directeur van het Kröller-Müller. Hij introduceert de beeldhouwkunst in het museum als tegenhanger voor de collectie schilderijen van Helene. Het museum wordt uitgebreid met een beeldenzaal en een aula, ook naar ontwerp van Van de Velde. In tegenstelling tot het besloten karakter van de rest van het gebouw heeft de beeldenzaal wanden die volledig uit glas bestaan en ruim zicht bieden op de bosrijke omgeving.

Meer info over de beeldenzaal van Van de Velde

Opening beeldentuin

Aansluitend op de realisatie van de beeldenzaal worden plannen gemaakt voor een beeldentuin. In nauwe samenwerking met Hammacher ontwikkelt tuin- en landschapsarchitect Jan Bijhouwer een labyrintachtige beeldentuin, waarin natuur en de beeldhouwkunst als gelijkwaardig worden opgevat, een destijds volkomen nieuw concept. In 1961 opent de beeldentuin met werken van onder anderen Auguste Rodin, Marta Pan en Henry Moore. Vanaf dat moment is het Kröller-Müller Museum een van de belangrijkste internationale musea voor moderne beeldhouwkunst.

Lees meer over het ontstaan van de beeldentuin

Paviljoens in de beeldentuin

In mei 1964 bezoekt Gerrit Rietveld de beeldentuin om een geschikte plaats uit te zoeken voor het paviljoen dat hij in 1955 ontwierp voor de Internationale tentoonstelling in de open lucht SONSBEEK 55. Hij spreekt de wens uit dat ‘het paviljoen geheel in zijn oorspronkelijke vorm zou worden herbouwd’. Een maand later overlijdt Rietveld, maar zijn paviljoen wordt opnieuw opgebouwd in de beeldentuin en krijgt onder de naam Rietveldpaviljoen wereldwijde faam. In 2005-2006 wordt ook het paviljoen dat architect Aldo van Eyck ontwierp voor de 5e Internationale beeldententoonstelling Sonsbeek ’66, herbouwd in de beeldentuin.

Meer info over de herbouw van het Rietveldpaviljoen en het Aldo van Eyckpaviljoen

Uitbreiding door Wim Quist

In de jaren zeventig wordt het museum uitgebreid met een nieuwe vleugel van de Nederlandse architect Wim Quist. Deze ontwerpt een transparant gebouw met een maximale wisselwerking tussen binnen en buiten. De uitbreiding is gesitueerd tussen de beeldentuin en het museum van Van de Velde. Kenmerkend zijn de lange formele lijnen, gevormd door de gangen met wanden van glas, leidend naar tentoonstellingszalen die kloek maar aangenaam van proporties zijn. In de uitbreiding worden de grote aankopen op het gebied van minimal en conceptual art, land art en arte povera ondergebracht. Een van de kwaliteiten van de ingreep van Quist is dat hiermee zijn eigen gebouw en dat van Henry van de Velde, hoewel geheel verschillende van karakter en materiaalgebruik, harmonieus met elkaar versmolten worden.

Lees meer over het nieuwe museum van Wim Quist

Kinderen bij Meneer Jacques (entree museum)
Helene Kröller Müllers ideaal was een museum voor internationale topkunst te midden van de natuur. Directeuren na haar hebben op eigen wijze invulling gegeven aan dit ideaal en het museum laten meegroeien met de eigen tijd. Het is een ensemble van kunst, natuur en architectuur. Het Kröller-Müller Museum is daardoor uniek in Nederland en uitzonderlijk in de wereld. En het inspireert tot op de dag van vandaag.

Ruimte voor de Kröller-Müller collectie

In 2018 is het Kröller-Müller Museum met de Japanse architect Tadao Ando gestart met het onderzoeken van de mogelijkheden om uit te breiden. De uitbreiding van het museumgebouw is geen doel op zich. Het is een noodzakelijke voorwaarde om de kwaliteit van de publieksbeleving en van alle museale voorzieningen op het gewenste niveau te brengen. De belangrijkste onderdelen van de uitbreiding zijn een nieuwe, in het oog springende entree met de allure en faciliteiten die bij een internationaal kunstmuseum passen, meer ruimte voor de presentatie van de collectie en tijdelijke tentoonstellingen en nieuwe, goed geoutilleerde en gastvrije publieksvoorzieningen zoals restaurant en winkel.

Meer informatie over de uitbreiding

 

Afbeeldingen: ‘Museum Kröller’ aan het Lange Voorhout / H.P. Berlage, Ontwerp voor het museum bij de Franse berg, 1918 / het ‘Overgangsmuseum’ van Henry van de Velde / Beeldenzaal, 1953 / Opening beeldentuin, 3 juni 1961, met Drijvende sculptuur, Otterlo, van Marta Pan, 1960-1961 / Rietveldpaviljoen, foto: Marjon Gemmeke / Museumgebouw van Wim Quist, foto: Walter Herfst / Kinderen bij Meneer Jacques, entree museum, foto: Wieneke Hofland