In de Tijdlijn vind je het verhaal over Helene Kröller-Müller, die Nederland de tweede grootste Van Goghcollectie naliet en één van de eerste musea voor moderne kunst oprichtte in 1938. Maar ook het verhaal over het museum tijdens de oorlogsjaren. Waarin je leest hoe conservator Willy Auping jr. de kunstcollectie tijdens de Tweede Wereldoorlog uit handen van de bezetters hield. Je leest dat Bram Hammacher met de realisatie van de beeldentuin in 1961 het museum een nieuwe dimensie gaf en dat zijn opvolger Rudi Oxenaar een nieuwe vleugel liet bouwen, ontworpen door de Nederlandse architect Wim Quist.
De verhalen uit de periode van Evert van Straaten, directeur van 1990-2012, zijn vanaf begin 2020 te vinden in de Tijdlijn. Onder zijn leiding werd het Rijksmuseum Kröller-Müller verzelfstandigd en kreeg het de naam ‘Kröller-Müller Museum’. Van Straaten richtte zich zoals zijn voorgangers op de relatie tussen kunst, natuur en architectuur, maar ontwikkelde een eigentijds beleid met een maatschappijkritische invalshoek. Dit resulteerde in tentoonstellingen met een levendig en interactief karakter, waarin ook aandacht was voor de historie van het museum, die voor het eerst in kaart werd gebracht.
Van Straaten was verantwoordelijk voor de verwerving van publiekslievelingen zoals Petite chouette (het uiltje) van Pablo Picasso, Le commencement du monde van Constantin Brancusi, "The Paintings" (with Us in the Nature) van Gilbert & George, Kijk uit Attention van Krijn Giezen en de verwerving en herbouw van het Aldo van Eyck paviljoen.
“Ik kwam tot de conclusie dat [...] gekozen zou moeten worden voor kunst die troost geeft, voor kunst die in verzet komt, voor kunst die mediteert over alles wat verloren gaat, voor kunst die uitdaagt, voor kunst die hoop geeft en liefst allemaal tegelijk.”
De basis van de Tijdlijn is gelegd. Maar er zijn nog veel meer verhalen die verteld moeten worden. Door middel van kunst- en historisch onderzoek ontsluit het museum steeds nieuwe verhalen. Blijf ons volgen voor updates!