Atiti op zijn doodsbed
Paul Gauguin vertrekt in 1891 naar Tahiti. Daar raakt hij bevriend met zijn buren, de familie Suhas. Vooral met de kleine Aristide heeft hij een hechte band. Wanneer het jongetje op 5 maart 1892 plotseling overlijdt, schildert Gauguin dit portret van ‘Atiti’ op zijn doodsbed, met in zijn dichtgevouwen handen een rozenkrans en om zijn hals een blauw lint met een medaillon.
Innerlijke beleving
Gauguin wil niet letterlijk de werkelijkheid weergeven, maar zijn innerlijke beleving daarvan. Kleur, lijn en vorm zijn de middelen om stemming en gevoel tot uitdrukking te brengen. Op Tahiti ontwikkelt hij de stijl waar hij zo bekend om is geworden, met sterk vereenvoudigde vormen en felle kleuren.
Grote intensiteit
De vormen van Atiti's lichaam, zijn neus, zijn mond en de sieraden worden met contourlijnen extra benadrukt. De heldere kleurvlakken van het kussen, Atiti’s kleding en het boeket contrasteren sterk met het blauwzwarte haar van het kind en de donkerbruine achtergrond. Deze kleurvlakken en de scherpe omlijningen geven het portret een grote intensiteit.