Het Zelfportret van Vincent van Gogh is een geliefd topstuk en het enige zelfportret van Van Gogh in de collectie van het museum. Helene Kröller-Müller kocht het op 11 februari 1919 (haar verjaardag) voor 6.500 gulden bij het Amsterdamse veilinghuis Frederik Muller. Het schilderij was afkomstig uit de collectie van Carl Sternheim, een van Duitslands meest fervente Van Gogh-bewonderaars.


Parijs

Van Gogh schilderde het werk in Parijs, waar hij van maart 1886 tot 19 februari 1888 verbleef. Hij maakte in zijn Parijse tijd zo’n 25 zelfportretten, waarschijnlijk mede omdat hij geen geld had voor modellen. Vermoedelijk is geldgebrek ook de reden dat hij het portret niet op doek schilderde, maar op het goedkopere karton. Voor de achtergrond gebruikte Van Gogh verdunde olieverf, waardoor het schilderij daar bijna een aquarel lijkt.

Het oorspronkelijke kleurenpatroon is helaas verloren gegaan. Zowel in de achtergrond als in de jas zijn organische rode pigmenten onder invloed van licht ontkleurd. De oorspronkelijk veel warmere, meer paarse tint is nog zichtbaar langs de randen van het schilderij, die door de sponning van de lijst tegen licht werden beschermd.

Toch is nog steeds te zien dat Van Gogh in Parijs zijn sombere ‘Hollandse’ kleuren verruilde voor de heldere tinten van de Franse impressionisten.


Urgentie

Vermoedelijk is het Zelfportret een keer eerder, lang geleden, gerestaureerd. Er is toen een niet-originele vernis verwijderd en een nieuwe, inmiddels ernstig vergeelde vernis aangebracht.

In 2020 is het schilderij onderzocht en is een uitgebreide beschrijving van de conditie gemaakt. De conclusie was dat de restauratie niet langer moest worden uitgesteld.

Een belangrijke reden hiervoor was dat het schilderij door de vergeelde en glanzende vernis geen recht meer deed aan het beeld dat Van Gogh voor ogen heeft gestaan.

Op de tweede plaats moest de inlijsting worden verbeterd om schade aan de fragiele randen van het karton en aan de verf en de grondering te beperken. Het grootste risico op schade aan de randen doet zich voor tijdens het uit- en weer inlijsten van het schilderij. Sinds 2014 is dat dan ook niet meer gebeurd en ook zijn er om deze reden niet eerder vernisafnametestjes uitgevoerd.


De restauratie

Tijdens de restauratie is de vernis verwijderd, de verf en het karton zijn lokaal geconsolideerd, lacunes in de verf zijn gevuld en geretoucheerd. Hoewel de deels matte verflagen oorspronkelijk niet gevernist waren, is er tijdens de restauratie toch een zeer kleine hoeveelheid vernis aangebracht, zodat de met name wat donkerder partijen iets meer verzadiging hebben gekregen.

Het schilderij op karton is op reversibele wijze gemonteerd op een steunkarton van iets grotere afmetingen. Het schilderij kan nu op een veilige manier worden gehanteerd, omdat het fragiele karton nu niet meer hoeft te worden aangeraakt. Ook komt er wanneer het schilderij in de lijst zit geen druk meer op de kwetsbare randjes van het karton.

Uitvoering

De restauratie is uitgevoerd door Margje Leeuwestein, schilderijenrestaurator van het Kröller-Müller Museum en zelfstandig papierrestaurator Marieke Kraan. Omdat het Zelfportret op karton is geschilderd, was advies van een papierrestaurator over de organische oplosmiddelen voor de vernisafname en over de te gebruiken middelen om het fragiele karton lokaal te consolideren gewenst. Ook de manier van inlijsten werd samen met Marieke Kraan gekozen en zij voerde de reversibele montage van het karton op een steunkarton uit.

De totale kosten bedroegen € 12.500.


Het Zelfportret vóór, tijdens en ná restauratie / Microscoop-opnames van respectievelijk het voorhoofd, van gilet en das en de achtergrond (midden bovenrand) tijdens vernisafname. Rechts is de vergeelde en vervuilde vernis verwijderd. De afstand tussen de zwarte lijntjes op de liniaal komt overeen met 1 millimeter in werkelijkheid.