Onvermoeibaar
Van Gogh begint in november 1884 met het schilderen en tekenen van koppen. Een paar maanden later schrijft hij aan zijn broer dat hij ‘druk doende’ is: ‘Ik schilder overdag en ’s avonds tekenen. Ik heb zodoende er zeker een 30-tal geschilderd & evenveel getekend.’ Deze kop van een oude Brabantse vrouw illustreert dat hij dankzij zijn onvermoeibare werkdrift vooruitgang boekt.
Recht van voren
Van Gogh schildert zijn modellen meestal van opzij, maar deze vrouw kijkt ons recht aan. Hij modelleert de groeven in haar gezicht als het ware in de verf en varieert met verschillende tinten groen in de achtergrond, muts en omslagdoek. Zo probeert hij vorm en diepte aan haar gezicht te geven. De scherpe schaduwlijnen langs de neus en in de mondhoek links verlenen de kop zijn levensechtheid.
Problemen
Van Goghs omgang met de modellen wekt de ergernis van de ‘eerwaarde heren pastoors’. Zij geven hem te kennen dat hij ‘niet te familiair’ moet worden met ‘lieden van mindere stand’. En de boeren waarschuwen ze juist ‘met dreigementen’ dat zij zich niet door hem moeten laten schilderen. Van Gogh trekt zich er niets van aan. Ze moeten ‘op hun eigen territoir van meer abstracte dingen’ blijven, laat hij de geestelijken weten.