Vijf portretten

Op 19 januari 1890 bezoekt Van Gogh in Arles de familie Ginoux, de uitbaters van het nachtcafé met wie hij contact is blijven houden. Madame Ginoux is er geestelijk niet goed aan toe. Twee dagen later krijgt Van Gogh zelf weer een zenuwinzinking. Tijdens zijn herstel schildert hij, naar een tekening van Gauguin van Madame Ginoux, een serie portretten van haar, waaronder L’Arlésienne.

Synthese

Hierin is Van Gogh op zoek naar ‘een uitdrukking die anders is dan die van de Parisiennes’. Waarschijnlijk doelt hij daarmee op de tegenstelling tussen het in zijn ogen gekunstelde, ongezonde stadsleven en het ongerepte, gezonde platteland. Met het portret wil hij een synthese van eenvoudige vormen en kleuren geven, als een samenvatting van zijn eerdere samenwerking met Gauguin.

Evenwichtig

Gauguin is zeer te spreken over het schilderij: ‘Heel mooi en heel opmerkelijk, ik vind het mooier dan mijn tekening.’ De familie Ginoux heeft Van Gogh niet meer teruggezien. Met mevrouw Ginoux ging het later weer beter. In een brief meldde zij dat nu meneer Ginoux in de lappenmand lag: hij had een dreun in zijn ribben gekregen van een loslopende stier.