Kleurstudies
In Parijs heeft Van Gogh niet genoeg geld om modellen te betalen, ‘anders had ik me volledig op het figuurschilderen gestort’. In plaats daarvan maakt hij ‘een reeks kleurstudies door gewoonweg bloemen te schilderen’. Volgens zijn broer Theo krijgt hij van kennissen ‘elke week een mooie bezending bloemen’ om als model te dienen.
Kleurentheorie
In deze kleurstudies probeert Van Gogh zijn kleurentheorie toe te passen. Deze theorie ontleent hij hoofdzakelijk aan Charles Blanc. Wat Blanc voorstond zijn complementaire contrasten, dat wil zeggen, contrasten tussen de primaire kleuren rood, blauw en geel met de op een kleurschaal tegenoverliggende, secundaire kleuren groen, oranje en paars.
Rood en groen
In dit stilleven overheerst het contrast van de complementaire kleuren rood en groen. Wel is het rood van de bloemen in de loop der jaren nogal verbleekt. In tegenstelling tot de impressionisten brengt Van Gogh de verf met een stevig impasto op. Hij laat zich hiervoor inspireren door de Provençaalse schilder Adolphe Monticelli, die hij zeer bewondert.