Het lichaam als uitgangsobject
Adam Colton (Manchester 1957) werkt sinds het begin van de jaren tachtig in Nederland. Voor zijn vroegste tekeningen en sculpturen is zijn eigen lichaam het uitgangsobject. Hij meet het zorgvuldig op en zet de ruimtelijke verhoudingen ervan om in een patroon van punten en lijnen, waaruit minutieuze tekeningen ontstaan. Het patroon wordt ook toegepast op de bewerking van grote gipsen blokken. Door systematisch delen weg te hakken komt de vorm tevoorschijn uit het blok en ontstaan sculpturen, Carvings genoemd. Het uitgangspunt is niet meer zichtbaar: alleen de verticaliteit van de beelden en de tekeningen verwijst naar een menselijk lichaam.
Architectonische modellen en organische vormen
Iets later past Colton dezelfde werkwijze toe op andere objecten, zoals een eenvoudige keukenstoel, een zwerfkei of een schapenschedeltje, dat hij lange tijd in zijn atelier koestert. Uit de transformaties van het schedeltje ontstaan aanvankelijk strenge, meestal liggende beelden van kalksteen, die doen denken aan architectonische modellen. Later leveren de botstructuren meer organische vormen op, gehakt uit polyurethaanschuim of gegoten in bijvoorbeeld aluminium.
Adam Colton speelt met transformatieprocessen. Hij gaat van driedimensionaal naar plat en weer terug, hij vergroot, verkleint en ontregelt, net zolang tot zijn uitgangsobject gaat ‘swingen’, zoals hij zelf zegt.