Na een opleiding voor keramist aan de Central School of Art in Londen werkt Andrew Lord (Rochdale, 1950) een jaar in De Porceleyne Fles in Delft. Aan het einde van de jaren zeventig heeft hij zijn eigen vormentaal ontwikkeld met wat hij ’disrupted form’ noemt. Hij zet een pot of vaas op tafel en volgt het veranderlijke patroon dat natuurlijk licht of een lamp erop werpt. De licht- en schaduwpartijen breken het oppervlak van het ronde model op in geometrische vlakken. Deze vlakken tekent Lord uit in een tweedimensionaal patroon, dat hij vervolgens omzet in plakken klei. Daarmee bouwt hij een nieuwe vaas op.

Fysiek contact

In het midden van de jaren tachtig maakt deze constructieve manier van werken plaats voor het directe modelleren. Lord gaat de klei te lijf, bijna tot op het punt van breken. Hij duwt de klei naar binnen of naar buiten en duwt het zachte materiaal met zijn vuist of vingers tegen zijn handpalmen aan. Maar hij zet er ook zijn tanden in en drukt lappen klei tegen zijn oren, ogen en neus. Voor Lord is het fysieke contact met de materie een uiting van intimiteit. Het maakproces is een zintuiglijke ervaring.

Sorrow

Ook in Thirty pieces. Sorrow. (for T) uit 1996 zijn de intensieve sporen van zijn handen zichtbaar. Sorrow is een van de werken die Lord maakt tijdens de aidsepidemie in New York, zijn woonplaats sinds 1981. Het vrijwel geheel zwarte werk, met hier en daar een vleug bladgoud, doet denken aan een rouwstoet. Tegelijkertijd absorbeert en dempt het matte zwart al het licht.

Andrew Lord schenkt Thirty pieces. Sorrow. (for T) in 2017 aan het Kröller-Müller Museum.

Afbeeldingen: Andrew Lord, Two Vases / Angled Geometry / Grey, 1985 / Thirty pieces. Sorrow. (for T), 1996, foto: Marjon Gemmeke