De tentoonstelling laat zien hoe Vincent van Gogh aan het begin van zijn loopbaan zichzelf leert zijn kijk op de wereld om te zetten in beeld. Anders dan tijdgenoten als Isaac Israels of George Breitner richt hij zijn blik niet op het mondaine stadsleven, maar juist op de rafelranden van de samenleving. Op mensen die hard moeten werken voor hun brood, in schamele werkplaatsen en op boerenakkers in weer en wind. Van Gogh wil oprecht uitdrukking geven aan zijn mededogen met hun bestaan. Of, zoals hij het zelf in een brief aan zijn broer Theo formuleert: ’Ik zeg het nog eens – werk tegen de onverschilligheid in – het volhouden is niet makkelijk – maar wat makkelijk is beteekent ook weinig.’
Nadruk op Van Goghs tekeningen
De nadruk in de tentoonstelling ligt op tekeningen, die vanwege hun lichtgevoeligheid zelden zijn te zien. Juist in de tekeningen is goed te zien hoe Van Gogh worstelt om de techniek te leren beheersen en volume en beweging in zijn figuren te brengen. Daarbij streeft hij niet naar louter een realistische weergave van de werkelijkheid. Hij wil ‘het leven’ zelf weergeven en ‘onjuistheden’ tekenen die ‘waarder’ zijn dan de ‘letterlijke waarheid’.
De werken worden in de tentoonstelling door Van Gogh zelf becommentarieerd met citaten uit zijn brieven.
’Uit het volk voor het volk’
Auke van der Woud, schrijver van bestsellers over negentiende-eeuws Nederland (Een nieuwe wereld, Koninkrijk vol sloppen en De nieuwe mens) en van 1974-1981 conservator van het Kröller-Müller Museum, is gastconservator van de tentoonstelling. In de tentoonstellingsteksten en door de toevoeging van foto’s van Henri Berssenbrugge (1873-1959) plaatst hij Van Goghs ongebruikelijke keuze voor zijn medemens in de volksbuurten in de context van de late negentiende eeuw.
Bij de tentoonstelling verschijnt ook een publicatie met teksten van Auke van der Woud.