Oxenaar wil van Rijksmuseum Kröller-Müller een museum van internationaal formaat maken. Maar zijn aankoopbudget is zeer beperkt en hij moet alle zeilen bijzetten om de collectie en het tentoonstellingsprogramma op peil te houden. Wanneer eind 1969 het museum tijdelijk moet worden gesloten vanwege een ernstige lekkage, is voor hem de maat vol. Toch weet hij uit deze calamiteit een voordeel te halen.
Onvoldoende budget voor een museum van dit niveau
Oxenaar beklaagt zich in het jaarverslag over het aankoopbudget, dat ‘onvoldoende’ is ‘voor een museum van dit niveau’. Hij kan hoogstens twee grote werken per jaar aankopen. ‘De continuïteit van de voor dit museum zo karakteristieke gave en harmonieuze ontplooiing van de collectie’ is ‘ernstig in gevaar’. Oxenaar wil een museum van internationaal formaat, maar hij vreest dat ‘kansen die zich voordoen […] niet meer op tijd [kunnen] worden aangegrepen. Wat nu niet gerealiseerd wordt zal later, als men de lacunes moet aanvullen, veel hogere kosten met zich mee brengen of eenvoudig niet meer tot de mogelijkheden behoren.’
Gulle schenkers
Gelukkig zijn er veel gulle schenkers. Barbara Hepworth heeft vorig jaar al 7 werken geschonken, maar wil daar nog ‘nog enkele kleinplastieken’ aan toevoegen zodat haar werk optimaal in het museum is vertegenwoordigd. Oxenaar is haar ‘buitengewoon dankbaar voor dit nieuwe geschenk’. De Duitse criticus en kunstverzamelaar Albert Schulze-Vellinghausen blijkt Stervend paard, een vroeg werk van Carel Visser, aan het museum te hebben gelegateerd. Het geschenk moet volgens een bijgeleverde notitie worden beschouwd als ‘een klein zoenoffer zijnerzijds voor hetgeen de Duitsers Nederland hebben aangedaan’.
Oxenaar verwerft van veel beeldhouwers die in het museum exposeren ten minste een tekening. Zo blijft deze door Hammacher gestarte deelcollectie doorgroeien. Van sommige exposanten kan soms ook een grote sculptuur worden verworven, zoals de stalen Pompadour van Anthony Caro. Maar terwijl Hammacher sculptuur aankocht om een beeld te geven van de ontwikkeling van de beeldhouwkunst, verwerft Oxenaar juist werk van hedendaagse kunstenaars. Dit jaar krijgt de Zuil van André Volten een plek in de beeldentuin. De in 1966 verworven bronzen sculptuur Avatar van Isamu Noguchi wordt met bijbetaling geruild voor het origineel in roze Georgia marmer.
Ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van Henry Moore wordt in samenwerking met verschillende musea een Europese tentoonstellingstournee georganiseerd. Oxenaar regelt dat de tournee begint in Otterlo, de opening wordt groots gevierd.
De tentoonstelling De stilte der beweging geeft aandacht aan ‘het stille spel van de virtuele beweging’ in de kunst en is samengesteld uit optische en ongemotoriseerde kinetische objecten.
Oxenaar koopt bij voorkeur werken direct van de kunstenaars, zonder tussenkomst van een galerie. Dit jaar verwerft hij van de Amerikaanse kunstenaar George Rickey, een van de aartsvaders van de kinetische kunst, diens Unstable Cube II uit 1968.
Twee Amerikaanse beeldhouwers
In de zomer van 1969 wordt een overzichtstentoonstelling van Louise Nevelson georganiseerd, de eerste in Europa. Tegelijkertijd zijn in de beeldentuin zes grote sculpturen van Kenneth Snelson te zien. ‘Het werk van Snelson hoort tot de wereld van de techniek, dat van Nevelson tot het terrein van de object trouvé.’
In de nacht van 3 op 4 december ontstaat er lekkage in het plafond van de Van Gogh Galerij. Het blijkt een lek in het verwarmingssysteem te zijn. Vrijwel alle zalen worden meteen ontruimd en het museum moet bijna volledig worden gesloten. Alleen in de zalen achter de beeldenzaal kan een klein deel van de kerncollectie worden getoond. Oxenaar is woedend en wijst erop dat hij dit vlak na zijn aantreden al heeft aangekaart: ‘Nadat op vele manieren […] enige jaren werd gewaarschuwd tegen de uiterst kritieke situatie […] kwam het dit jaar tot de acute nood, die door eerder ingrijpen had kunnen worden vermeden.’
Ingrijpende maatregelen
Begin 1970 wordt ‘de noodtoestand’ aangepakt. Het plan is om, voordat het hoogseizoen begint, een ‘nieuw air-conditioning-systeem met alle bouwkundige werken’ te realiseren, maar dit blijkt niet haalbaar. Er is onderzoek nodig en al snel komt vast te staan dat het museum voor langere tijd dicht zal moeten. Definitief ingrijpende renovatiewerkzaamheden worden echter 'over de zomer' heen getild en in maart wordt het gebouw weer volledig ingericht voor het publiek.
Tentoonstelling Verzameling van Marguerite Arp-Hagenbach
De verzameling van Marguerite Arp-Hagenbach, weduwe van beeldhouwer Jean Arp, bevat voornamelijk constructivisme en concrete kunst met Jean en Sophie Täuber-Arp als centrale figuren. Volgens Oxenaar begon zij met verzamelen ‘waar Mevrouw Kröller eindigde’, waardoor haar collectie een indicatie geeft van ‘hoe het in Otterlo had kunnen worden en ten dele ook werd’. De tentoonstelling kan worden gezien ‘als een welhaast vanzelfsprekend vervolg op de bestaande verzameling in het museum’. Na afloop van de tentoonstelling schenkt Marguerite Arp-Hagenbach het museum een exemplaar van Soleil recerclé, het laatste album grafiek dat Jean Arp voor zijn overlijden in 1966 voltooide.
Toe aan uitbreiding
Inmiddels is alleen een renovatie voor Oxenaar niet meer genoeg, het museum is toe aan vernieuwing en uitbreiding. ‘Op gezag van de Regenten der Kröller-Müller Stichting en de leden van de Commissie van Bijstand’ wordt een bouwcommissie ingesteld, met Cees van der Leeuw (voorzitter), Oxenaar, Hammacher, Ellen Joosten, Piet Sanders en Jan Bijhouwer. De bouwcommissie stelt een programma van eisen op voor het uitbreidingsproject.
Nieuwbouwplan Quist wordt enthousiast ontvangen
De bouwcommissie vraagt de jonge Nederlandse architect Wim Quist een ontwerp te maken voor het nieuwbouwproject. In het plan van eisen ligt sterke nadruk op de relatie tussen binnen en buiten en op daglicht als lichtvoorziening. Het huidige gebouw naar ontwerp van Henry van de Velde moet zoveel mogelijk intact blijven. Oxenaar stelt voor om de oude en nieuwe vleugel met een glazen gang aan elkaar te verbinden. Quist gaat nog een stap verder. Hij bereikt in zijn ontwerp een maximale transparantie van het gebouw door niet alleen de gang, maar vrijwel de hele gevel van glas te maken.