Oorsprong van arte povera

Arte povera, letterlijk vertaald ‘arme kunst’ laat kort maar intensief van zich horen in de jaren 1967-1972. De Italiaanse kunstcriticus en curator Germano Celant (Genua 1940-Milaan 2020) maakt in 1967 in Genua een tentoonstelling met de titel Arte povera, waarin hij het werk van onder meer Mario Merz, Jannis Kounellis, Michelangelo Pistoletto en Giulio Paolini bij elkaar brengt. Het zijn kunstenaars die zich kritisch opstellen ten opzichte van de consumptiemaatschappij en de sociale misstanden in het Italië van dat moment.

Vrij van traditie

Celant gebruikt het woord ‘povera’ in de betekenis van ‘zuiver’, ‘ontdaan van’, ‘direct’. Hij verbindt het begrip zowel met een ideologische levenshouding, gericht op een nieuwe, eerlijker samenleving als met de nieuwe kunst, die direct contact zoekt met de beschouwer en waarin materialen zijn gebruikt die ‘vrij’ zijn van traditie.

Poëtisch werk van ‘arm’ materiaal

De door Celant geselecteerde kunstenaars wijzen de vercommercialiseerde kunstwereld af. In objecten, installaties en performances bekritiseren ze subtiel de toenemende technologisering van de samenleving en de economisering van de cultuur. Hun vaak poëtische werken zijn gemaakt met ‘arme materialen’ zoals aarde, katoen, leer en planten en willen de beschouwer bewust maken van zijn omgeving, zowel de tastbare wereld als ook onzichtbare krachten en energieën.

 

Zaaloverzicht Nove Opere (v.l.n.r.): Jannis Kounellis, Senza titolo, 1967 / Gilberto Zorio, Per purificare le parole, 1979 / Giuseppe Penone, Zappa, 1980 / Giovanni Anselmo, Il panorama con mano che lo indica, 1982. Foto: Marjon Gemmeke