De laatste jaren van zijn directeurschap lijkt het Oxenaar voor de wind te gaan. Zeker wanneer hij het ministerie ervan weet te overtuigen om het aankoopbudget structureel te verhogen. De jaarverslagen, zijn ‘arena voor verandering’, krijgen zichtbaar minder aandacht. Die gaat uit naar de kunst, het maken van tentoonstellingen en opnieuw een uitbreiding van de beeldentuin: het ‘beeldenbos’.
Beuken
De Engelse beeldhouwer David Nash werkt deze zomer een maand lang in het museum. Het Nationale Park De Hoge Veluwe stelt twee beuken ter beschikking, die Nash bewerkt tot ‘een reeks sculpturen en arrangementen’ onder de noemer Houtgroeve Otterlo, 30 dagen 2 beuken. Na afloop van de tentoonstelling schenkt hij Running table aan het museum.
Oxenaar is altijd op zoek naar een primeur en laat in april met de tentoonstelling van Leon Spilliaert voor het eerst in Nederland een ruim overzicht van ‘deze merkwaardige Belgische kunstenaar’ zien. De Engelse beeldhouwer Tony Cragg toont later in het jaar zijn meest recente werk. Rond de jaarwisseling presenteert Hanne Darboven in de beeldenzaal haar project Wende >80<, ‘een partituur van 415 bladen […] bestaande uit muzieknotaties, boomstudies, tekeningen en fototekstcombinaties’. Een deel van de partituur wordt door de Duitse componist Johannes Fritsch opgenomen en op langspeelplaten afgespeeld tijdens de tentoonstelling. Maar de grote De Stijl-tentoonstelling maakt 1982 tot het op een na beste jaar ooit wat bezoekers betreft.
In het begin van het jaar wordt onder de titel Groene wouden recent werk van drie Nederlandse beeldhouwers getoond; Niek Kemps, Arno van der Mark en Robert O’Brien. Van deze kunstenaars verwerft Oxenaar respectievelijk De geboorte van Venus, Waar heeft ze die hoed vandaan en Cimeterio di Storia.
Niek Kemps, De geboorte van Venus (1983), Arno van der Mark, Waar heeft ze die hoed vandaan (1983), Robert O'Brien, Cimeterio di Storia (1982)
Extra krediet
Na de opening van de Quist-vleugel is Oxenaar bij het ministerie van WVC blijven pleiten voor mogelijkheden om personeel en collectie mee te laten groeien. Dit leidt tot een structurele verhoging van het aankoopbudget. Daarnaast ontvangt het museum subsidie voor ‘de aankoop van het werk van nog levende Nederlandse kunstenaars’. Oxenaar maakt meteen gebruik van deze ‘ongewoon ruime extra kredieten’ en introduceert de Italiaanse kunstenaar Michelangelo Pistoletto in de collectie met drie grote sculpturen.
Michelangelo Pistoletto; Figuur die zichzelf bekijkt (1983), Levensgevaar (1974), Venus van de vodden (1967-1982)
278 x Van Gogh
In de zomer loopt het storm in het museum, dankzij de tentoonstelling 278 x Van Gogh. ‘Voor het eerst in de geschiedenis van het museum is de volledige verzameling werken van Vincent van Gogh behorende tot de collectie van het museum tentoongesteld.’ Alle schilderijen, tekeningen en prenten van Van Gogh, 278 in totaal, worden geëxposeerd in de nieuwbouw, waarvoor Wim Quist een speciaal schottensysteem ontwerpt. De belangstelling van het publiek is zo onverwacht groot dat de tentoonstelling tot het eind van het jaar wordt verlengd en alle records breekt wat bezoekersaantallen betreft.
Ondertussen blijft Oxenaar investeren in de relatie met de Vissers. Er bestaat volgens hem ‘een complex van redenen’ waarom hun collectie goed bij die van het museum past. ‘Het gaat vooral om de wederzijdse herkenning van gemeenschappelijke voorkeuren, van een bepaald klimaat, van vrij streng getrokken grenzen.’ Er zijn ook verschillen. De Vissers hebben een voorkeur voor Duitse expressionisten, die volgens Oxenaar ‘niet passen in ons beleid’. ‘Wel heb ik het gevoel dat ik langzaam aan het bijzwaaien ben. Ook wat dit betreft waardeer ik Martin’s rechtlijnige keuze.’
De tentoonstelling Kleine Arena toont tekeningen en beelden uit de collectie van de Vissers en geeft hen ‘een gelegenheid om na jaren verzamelbeleid’ hun verzameling in zijn geheel te zien.
Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Nationale Park de Hoge Veluwe wordt het ‘Steyn-park’ naar ontwerp van Henry van de Velde gerestaureerd, ‘zowel wat betreft de bebossing en beplanting als de bestrating’. Daarnaast worden de kunstenaars David Nash en Sjoerd Buisman uitgenodigd om op het terrein van de Hoge Veluwe ieder twee projecten uit te voeren. Deze Groeisculpturen worden vervolgens door Oxenaar verworven.
De Appel van Sanders
Op 26 november 1985 wordt de schenkingsakte van Piet en Ida Sanders ondertekend. Verspreid over een periode van vijf jaar zullen zij hun ‘omvangrijke verzameling moderne kleinsculptuur en buiten-Europese beelden onder andere uit Afrika, Oceanië en Zuid-Amerika’ overdragen aan Rijksmuseum Kröller-Müller. Het eerste deel van de schenking omvat 19 beeldhouwwerken, waaronder werk van Ad Dekkers, Shinkichi Tajiri, sculpturen uit Afrika en opvallend genoeg ook de sculptuur Kop van Karel Appel. Oxenaar stelt deze, naar eigen zeggen, ‘eerste portie’ meteen tentoon. ‘Wij zijn de heer en mevrouw Sanders heel erg dankbaar voor deze zeer bijzondere schenking, waarmee het museum in één keer op een speciaal verzamelgebied een rijke, veelzijdige en in het geheel zeldzaam passende collectie mocht verwerven.’
Dit jaar worden kleine tentoonstellingen georganiseerd van grote internationale kunstenaars. De Duitse kunstenaar Imi Knoebel presenteert ‘grote beelden, kleinere samengestelde beelden, monochrome en veelkleurige wandbilder […] in de vorm van een ruimtelijke installatie’. André Volten krijgt ter gelegenheid van zijn 60ste verjaardag een solotentoonstelling van alle maquettes en modellen van de sculpturen die hij voor de openbare ruimte heeft ontworpen.
Tentoonstellingen; Christo; Surrounded Islands en Dan Flavin; Monuments” for V. Tatlin 1964-1982, 1985
Het enorme project Surrounded Islands dat Christo in Miami heeft uitgevoerd, wordt belicht met dia’s, ontwerpen, tekeningen en objecten. Aan het eind van het jaar opent de tentoonstelling Dan Flavin, “monuments” for V. Tatlin 1964-1982. Het is een overzicht van alle lichtsculpturen die hij in deze periode heeft gemaakt geïnspireerd op het monument voor de Derde Internationale van de Russische constructivist Vladimir Tatlin.
Nederlands sculptuur
Ter gelegenheid van en parallel aan de internationale beeldententoonstelling Sonsbeek ’86 in Arnhem wordt in het museum een presentatie ingericht met uitsluitend Nederlandse beeldhouwers. Op basis van ‘actuele ontwikkelingen’ in de beeldhouwkunst wordt zeer recent werk getoond van 15 kunstenaars die al in de verzameling zijn vertegenwoordigd: Carel Visser, David Vandekop, Cornelius Rogge, Ger van Elk, Marinus Boezem, Pjotr Müller, Gerrit van Bakel, Henk Visch, Peer Veneman, Steef Roothaan, Niek Kemps, Michiel Schierbeek, Harald Vlugt, Arno van der Mark en Irene Fortuyn/Robert O’Brien.
Aankopen & schenkingen
De subsidie voor ‘de aankoop van het werk van nog levende Nederlandse kunstenaars’ is ook dit jaar van kracht. Toch koopt Oxenaar juist dit jaar, dat in het teken staat van de Nederlandse beeldhouwkunst, opvallend veel tweedimensionaal werk. Hij verklaart zijn keuze: ‘De scheidslijn tussen schilder- en beeldhouwkunst is steeds moeilijker te bepalen. Het is van belang om […] die wederzijdse doordringing ook in de collectie zichtbaar te maken. Zo zijn in de laatste jaren incidenteel ook wel schilderijen verworven.’
Shiryu Morita, Yu (the great tree) Ideogram (1968), Jannis Kounellis, Senza titolo (1980), Carel Visser, Honden (1986), David Vandekop, 18.00 (1985), Pjotr Müller, Mijn paradijs (1985)
Wessel Couzijn
Oxenaar omschrijft Wessel Couzijn als ‘de eerste belangrijke naoorlogse Nederlandse beeldhouwer’ omdat zijn werk vooral ook veel jonge kunstenaars heeft beïnvloed. Naar aanleiding van diens overlijden in 1984 organiseert het museum een grote overzichtstentoonstelling van zijn beelden en tekeningen. Ook het werk van de jonggestorven Italiaanse kunstenaar Francesco Lo Savio is in het voorjaar te zien in het museum. Deze tentoonstelling is het eerste retrospectief van zijn werk, dat geïnspireerd is door de thema’s ruimte en licht (spazio-luce).
Hele collectie in een half museum
Het dak van de nieuwe vleugel en de vloer in het Van de Velde-gebouw moeten worden gerenoveerd. De vleugels zullen om en om een aantal maanden worden gesloten voor publiek. Om de bezoekers desondanks een beeld van de vaste collectie te geven, worden de schilderijen in de nieuwe vleugel op volgorde van aankoop gepresenteerd, te beginnen in het jaar 1906 en eindigend in 1950. ‘Zij hingen in drie rijen hoog boven elkaar: Van Gogh naast Mondriaan; Monet naast Léger en Avercamp naast Picasso. De bezoeker kon zo ervaren hoe de verzameling van jaar tot jaar groeide.’ In de beeldenzaal wordt eveneens in volgorde van aankoop een ruime selectie beelden uit de collectie getoond en in het prentenkabinet een keuze uit de tekeningenverzameling.
Tentoonstelling 'Hele collectie in een half museum', 1987
‘Voorheen collectie Visser’
Vijftien jaar na het begin van de samenwerking worden concrete afspraken gemaakt tussen Rijksmuseum Kröller-Müller en de Vissers. Ze sluiten een ‘package deal’, waarmee tussen 1987 en 1993 ruim 600 kunstwerken in jaarlijkse termijnen zullen worden overgedragen, deels als aankoop en deels als schenking. In veel gevallen worden de ‘ruime en representatieve groepen werk’ begeleid door persoonlijke documentatie en brieven, ‘waardoor het ontstaan van de verzameling wordt geboekstaafd en in de relaties tussen verzamelaar en kunstenaar een tijdsbeeld gestalte krijgt.’
Hanne Darboven, Brief aan Martin en Mia Visser, 2 juni 1976
‘De Visser-collectie bleek zich langs parallelle lijnen te ontwikkelen’, schrijft Oxenaar, ‘het werd steeds duidelijker dat samenbrengen versterking zou betekenen.’ De werken krijgen op verzoek van Martin en Geertjan Visser de vermelding ‘voorheen collectie Visser’. Dankzij de overeenkomst ‘zijn ze veilig, kan niemand er meer aankomen’.
50 jaar Kröller-Müller
Het vijftigjarig bestaan van Rijksmuseum Kröller-Müller wordt groots gevierd, met een uitbreiding van de beeldentuin. Oxenaar heeft al jaren aan dit plan gewerkt ‘om aan de behoefte van het museum tegemoet te kunnen komen’ en ‘hedendaagse kunstenaars een ander landschap te bieden dan het speciaal ontworpen en vormgegeven terrein van de bestaande beeldentuin’. Want, zo zegt hij, ‘waar de kunst onbegrepen blijft is de natuur een uitkomst.’
Het Nationale Park de Hoge Veluwe geeft het museum ruim 10 hectare zeer gevarieerd bos, dat onmiddellijk grenst aan de huidige beeldentuin, in gebruik. Ter gelegenheid van dit nieuwe ‘beeldenbos’ tonen 32 kunstenaars met wie het museum al jaren samenwerkt, in het beeldenbos, maar ook in de beeldentuin, hun meest recente werk. Sommige kunstenaars maken hun werk ‘in situ’, zoals Richard Serra, Sjoerd Buisman, Giuseppe Penone en Pjotr Müller. Prins Claus opent het nieuwe gedeelte van de beeldentuin door de onthulling van een model van de Franse kunstenaar François Morellet dat bij de ingang van het beeldenbos op grote schaal uit is gevoerd.
Beeldenbos; Richard Serra, One (1987), Sjoerd Buisman, Phyllotaxis (1987), Giuseppe Penone, Faggio di Otterlo (1987-88), Pjotr Müller, To Noumenon (1987), Francois Morellet, La plate bande (1988), Ulrich Rückriem, Syeniet (1988)
Het Nationale Park de Hoge Veluwe schenkt bovendien een belangrijke bijdrage voor de verwerving van een grote sculptuur van de Duitse kunstenaar Ulrich Rückriem. Het werk wordt geplaatst bij de uitgang van het beeldenbos.
25 jaar directeur
Oxenaar is dit jubileumjaar ook 25 jaar directeur van Rijksmuseum Kröller-Müller. In drie tentoonstellingen benadrukt hij zijn koers van de afgelopen jaren. Hij belicht de rijke geschiedenis van het museum door in de Van de Velde vleugel een overzicht te geven van het oeuvre van Henry van de Velde. Hij schenkt aandacht aan Nederlands talent met een solotentoonstelling van Jan van Munster, en met de tentoonstelling van de Amerikaan Barry Le Va laat hij opnieuw zien dat het museum ook internationaal meedoet.
Pieter Brattinga ontwerpt op verzoek van de medewerkers een affiche met daarop de tekst ‘Wij hebben hem hoog’. ‘Om die affiches werd gevochten.’
Van Gogh diefstal
Het feestelijke jubileumjaar eindigt in mineur. In de nacht van 12 december 1988 worden drie schilderijen van Vincent van Gogh uit het museum gestolen: De aardappeleters, Weefgetouw met wever en Vier uitgebloeide zonnebloemen.
Vincent van Gogh, Weefgetouw met wever, juni-juli 1884
Rapport over de Rijksmusea
Naar aanleiding van de roof publiceert de Algemene Rekenkamer een rapport over de 21 rijksmusea, waarin een alarmerende situatie wordt geschetst van ‘achterstallig onderhoud’ en ‘ernstig aflatende kennis en kunde’ op financieel en bestuurskundig gebied. Minister Hedy d’Ancona van WVC, wil deze verantwoordelijkheid niet langer dragen en besluit dat het tijd is voor verzelfstandiging. Oxenaar is geen voorstander van de verzelfstandiging, hij vind dat het Rijk het voortbestaan van het museum moet waarborgen.
Tot grote opluchting
Na enkele maanden spanning en onzekerheid worden de werken ‘tot grote opluchting van het museum zonder ernstige beschadigingen’ teruggevonden. Vanaf 14 juli 1989 hangen ze weer op de vertrouwde plek. Na de roof krijgt het museum een incidenteel krediet van het ministerie van OCW om de beveiliging van het museum te verbeteren. Er komt een centrale meldkamer, de portofooninstallatie wordt uitgebreid en de objectbeveiliging wordt verbeterd.
Carel Visser
Ter gelegenheid van de 60ste verjaardag van Carel Visser wordt een grote overzichtstentoonstelling georganiseerd van zijn sculpturen uit de periode 1948 tot 1988. De tentoonstelling is opgebouwd rondom een aantal constante thema’s in zijn oeuvre naar een idee van gastconservator Carel Blotkamp, die ook een monografie over de kunstenaar uitbrengt. De inrichting wordt uitgedacht door architect Aldo van Eyck.
Pieter Brattinga
Ontwerper Pieter Brattinga verzorgt al 25 jaar lang de vormgeving van affiches, catalogi, uitnodigingen en publicaties voor het museum. Ook ontwerpt hij de inrichting van een aantal grote tentoonstellingen, zoals De Stijl (1982) en Het nieuwe bouwen (1983). Dit jaar is hij zelf aan de beurt. Oxenaar nodigt hem vanwege ‘zijn grote verdiensten als ontwerper’ uit ‘voor een tentoonstelling met eigen grafisch werk.’
Vincent van Gogh 1990
In 1990 is het 100 jaar geleden dat Vincent van Gogh is overleden. Koningin Beatrix en prins Claus openen de herdenkingstentoonstelling. Er zijn 248 tekeningen te zien, geordend naar de plek waar Van Gogh het werk maakte, en daarbinnen per thema. ‘Met de keuze van de sterkste tekeningen binnen de groepen ontstond een tentoonstelling die de tekenaar Van Gogh “op zijn best” liet zien.’ Oxenaar sluit het jaar af met een toprecord van 850.000 bezoekers.
Pensioen
Op zaterdag 1 december 1990 legt Oxenaar na 27 jaar directeurschap zijn functie neer vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Tijdens de feestelijke afscheidsbijeenkomst, waarop Oxenaar wordt benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, werpt hij een blik in de toekomst: ‘We zouden de top kunnen halen, nu zijn we er nog net niet. Het kan mooier, we kunnen aan de top komen. En dan gaat het niet zozeer om geld, maar om erkenning, om politieke wil, om kunst als spectaculair te ervaren.’ De waardering voor de oud-directeur is groot, niet enkel de medewerkers van het museum maar ook kunstenaars laten dit blijken.
Afscheid Rudi Oxenaar, 1 december 1990
Evert van Straaten
Oxenaar draagt het directeurschap over aan Evert van Straaten, tot op dat moment conservator Rijkscollecties. De nieuwe directeur roemt bij zijn aantreden de verdiensten van zijn voorganger: ‘De heer Oxenaar heeft in de 27 jaar van zijn directoraat een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van dit museum, niet alleen ten aanzien van het beheer en de uitbreiding van de verschillende collecties en door middel van het organiseren van vele bijzondere tentoonstellingen met name op het gebied van de sculptuur, maar ook door de realisering van een nieuwe vleugel en de uitbreiding van de beeldentuin in 1966 en 1988.’